dringen drong, heeft/is gedrongen
1. prodreti, predreti
○ Het water is door de dijk gedrongen. Voda je predrla nasip.
2. potisniti, poriniti
○ Hij heeft me in een hoek gedrongen. Potisnil me je v kot.
3. preriti se
○ De mensen dringen voor de winkel om als eerste binnen te zijn. Ljudje se prerivajo pred trgovino, da bi vstopili prvi.
Idiomi:
○ Schiet op, de tijd dringt! Pohiti, čas (nas) priganja!