het haar1 haren

1. las, lasje
Ik moet mijn haar laten knippen. Moram se postriči.


2. dlaka

Idiomi:
een haar in de boter zoeken/vinden iskati/najti dlako v jajcu

elkaar in de haren vliegen skočiti si v lase

Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt. To mi še na misel ne pride.

Het scheelde maar een haar(tje). Za las je manjkalo.

met de handen in het haar zitten ne vedeti kako in kaj, biti zbegan/nemočen



Vir: Nizozemsko-slovenski slovar - Anita Srebnik

Komentiraj slovarski sestavek